In 2013 kwam ik moe maar voldaan over de finish van de CPC. Toen stond er 1:59 uur op de klok. De dag erna stond ik op met enorme spierpijn. Twee maanden geleden liep ik niet over een finish maar klokte ik wel een 1:33 op een halve marathon. De dag erna had ik nauwelijks spierpijn. Hoe komt het dat 26 minuten sneller ben geworden en daar minder spierpijn van krijg? Ik heb erover nagedacht.
De halve marathon gebruik ik even als voorbeeld. het is de afstand die ik zonder twijfel het meeste heb gelopen in wedstrijdverband. Maar het sneller worden door de jaren heen geldt voor alle afstanden. Misschien zijn er wel duizend redenen te bedenken waarom ik nu 26 minuten sneller loop dan in 2013. Maar de belangrijkste factoren voor mij om sneller te gaan lopen zijn: continuïteit, meer kilometers maken, slimmer trainen en meer lef hebben.
Continuïteit
Het aanbrengen van continuïteit wat betreft het hardlopen was voor mij een belangrijke eerste stap om sneller te worden. In 2013 liep ik soms drie keer per week en de week erna weer helemaal niet. Zo bouwde ik niets op en was het maar gewoon hardlopen wanneer ik zin had. De eerste jaren ging ik wel iets vooruit qua snelheid, maar het was nauwelijks merkbaar. Het ging over een paar minuten en liep ik uiteindelijk een halve marathon in 1:52.
Echt meer continuïteit in het hardlopen heb ik sinds oktober 2018 aangebracht. het moment dat ik mij inschreef voor mijn allereerste marathon. Sindsdien loop ik – met uitzondering van blessure periodes – standaard wel 3 keer per week.
De continuïteit is ook een vast onderdeel van mijn week geworden. Als ik minder loop word ik onrustig. Wanneer ik meer loop trouwens niet, dus het werkt niet beide kanten op.
Meer kilometers maken
Meer continuïteit betekent automatisch meer kilometers maken. Dat is dan ook de tweede factor voor mij geweest die enorme impact heeft gemaakt op mijn snelheid.
In de training voor de eerste marathon ging ik dus vaker lopen. Maar ook verder en langer. Waar eerst een halve marathon de maximale afstand was voor mij een paar keer per jaar, werd dat nu een afstand die ik wekelijks minstens één keer liep.
In 2018 liep in totaal 1000 kilometer. Het jaar erna in 2019 liep ik ruim 1300 kilometer, ruim 30% meer. Maar 2020 spande de kroon. Vorig jaar liep ik maar liefst 2131 kilometer. Als ik dat deel door 366 dagen (ja 2020 was een schrikkeljaar), kom ik uit op 5,82 kilometer per dag. Weer zo’n besef momentje dat hardlopen wel een enorm deel van mijn leven uitmaakt inmiddels.
Meer kilometers maken en langer en verder lopen hebben enorme impact gehad op mijn duurvermogen en mijn hersteltijd. Waar ik vroeger nog meerdere rustdagen nam na een halve marathon, kan ik nu de volgende dag alweer een nieuwe training doen. Het beste voorbeeld is mijn marathon in 2020. Binnen 48 uur trok ik mijn hardloopschoenen alweer aan om te kijken hoe het ging. En het ging weer goed toen trouwens.
Slimmer trainen
Factor 3: slimmer trainen. Dit heeft mij niet alleen geholpen om sneller te worden. Het heeft mij ook geholpen om veel meer plezier te halen uit hardlopen en om op een verantwoorde manier te blijven lopen.
Nu zou ik natuurlijk alle credits hiervoor kunnen opeisen, maar dat is niet eerlijk. Sinds ik lid ben van de Road Runners Zoetermeer ben ik pas echt gaan variëren in mijn trainingen. Intervaltrainingen had ik nog nooit gedaan, dus al mijn loopjes waren tussen de 5:00 en 5:45 per kilometer. Nu ik andere trainingen doe, zijn mijn tempo zones aanzienlijk verbreed. Alle dank gaat hiervoor uit naar mijn trainer die het trainingsschema maakt en mij hierin begeleid om op het juiste tempo te lopen.
Soms loop ik nu trainingen op een laag tempo, waarbij ik denk dat het wel wat harder kan. En soms doe ik intervaltrainingen waar het voelt alsof ik over de weg vlieg. Deze combinatie houdt het leuk en maakt mij sneller merk ik.
Meer lef hebben
De laatste factor die heeft bijgedragen aan mijn snelheid was simpelweg meer lef hebben bij het lopen. Waar ik vroeger een halve marathon behouden startte, bepaal ik nu voor de start wat ik denk te gaan lopen. En dat is ambitieuzer dan voorheen.
Nog steeds vind ik het prettig om een negatieve split te lopen. Maar toen ik in 2018 de halve van Amsterdam liep en meteen al rond de 5 minuten per kilometer startte, merkte ik dat er veel meer in mij zat dan ik dacht. Vorig jaar heeft die lijn zich doorgezet met als hoogtepunt mijn halve marathon in november. Nooit had ik verwacht dat ik op een tempo van 4:30 kon vertrekken en dat vast kon houden ruim 21 kilometer.
Hoe ik in 2021 nog sneller kan worden, weet ik niet. Maar als ik iets geleerd heb is dat er altijd manieren zijn om nog beter en sneller te worden.